The right words

This is a set of questions and answers is designed to provide the non-native Dutch speaker with the correct words to use in common situations.  It’s direct from my Dutch lessons, and we made the responses verbally, so my spelling may be a bit dodgy.

Je komt in de gang van de school een cursist tegen die vroeger bij in de klas zat.  Wat zeg je?

Hallo, hoe gaat het met jou?

Je komt iemand tegen die net een babby heeft gekregen.  Wat zeg je?

Gefeliciteerd

Een vriendin vertelt dat zij jarig is.  Wat zeg je?

Gefeliciteerd

Het hoofd van de afdeling waar je werkt vertelt dat zij jarig is.  Wat zeg je?

Gefeliciteerd

Een vriend vertelt dat zijn vader overleden is.  Wat zeg je?

Gecondoleert, sterkte.

Het hoofd van de afdeling waar je werkt vertelt dat zijn vader overleden is.  Wat zeg je?

Gecondoleert.

Je wilt een vuurtje van een medecursist.  Wat vraag je?

Mag ik een vuurtje, alsjeblieft?

Je botst in de gang tegen iemand aan.  Wat zeg je?

Sorry

Iemand botst tegen je aan en zegt “Sorry”.  Wat zeg je terug?

Geen problem

Je kunt niet verstaan wat iemand zegt.  Wat zeg je?

Pardon, wat zeg je?  kan je langzam praten?

Je morst koffie op iemands broek.  Wat zeg je?

Sorry

Iemand zegt dat Nederlands een makkelijke taal is.  Jij vindt dat niet  Hoe reageer je?

Ik vind niet.  Nederlands is ein mooilijke taal.

Iemand zegt dat geld niet gelukkig maakt.  Jij vindt dat wel.  Wat zeg je?

Gelt mag heel gelukkig

Iemand gebruik een woord dat je niet kent.  Wat zeg jet?

Sorry, ik weet het niet.

Je werkt in een winkel.  Er komt een klant binnen.  Wat zeg je?

Kan ik U helpe?

Je zit in een restaurant.  Je wilt iets bestellen.  Wat zeg je?

Mag ik iets bestellen?

Je hebt bij een vriendin gegeten.  Het eten was heerlik.  Wat zeg je tegen je vriendin?

Dankjewel schat.  Es was heel lekker.

Je hebt bij de ouders van een vriend gegeten.  Het eten was heerlijk.  Wat zeg je tegen de moeder van je vriend?

Prima.  Dat was heel lekker.

Iemand vraagt of je een kopje koffie wil.  Wat zeg je?

Ja graag.  Lekker.

Je buren maken arg haard lawaai.  Jij junt niet studeren.  Je gaat naar ze toe.  Wat zeg je?

Kan U zacheteren?  Ik will studeren.

Je komt een trein in.  Er is een plats vrij naast een dame.  Wat zeg je?

Mag ik hier zitten?

One response to “The right words

  1. Mankeert wel het een en ander aan de antwoorden, bv, op een na het laatste antwoord zou beter klinken als, Zou het misschien wat zachter kunnen, ik probeer te studeren. Maarrrrr de bedoeling is uitstekend.AMEN

Leave a comment